Bouwleges
De inkomsten uit bouwleges worden bepaald door de bouwactiviteiten binnen de gemeente. De geraamde inkomsten voor bouwleges zijn gebaseerd op de meerjarige planning van bouwactiviteiten. De realisatie kan afwijken van de planning zodat de inkomsten in een jaar afwijken van de begrote inkomsten, zowel in positieve als negatieve zin.
Bestemmingsplan- en handhavingsprocedures
De kans is altijd aanwezig dat de gemeente aangesproken wordt in het kader van bestemmingsplan- en handhavingsprocedures en dergelijke, na afsluiting van een grondexploitatie of project. De gemeente krijgt te maken met bezwaren, rechtsprocedures en schade aansprakelijkstelling.
Aanbestedingsrisico’s
Bij de bouw en het onderhoud van de openbare ruimte en gemeentelijke gebouwen wordt bij diverse vakgebieden (o.a. groenbestekken en nieuwbouwprojecten) gebruik gemaakt van de markt. Door de aantrekkende bouw, het gebrek aan vakmensen bij de aannemers, de aangescherpte eisen voor nieuwbouw (BENG) per 1 januari 2021, de hogere energieprijzen en de hogere prijzen van grondstoffen, zien we dat de marktsituatie wijzigt en dat prijzen zich naar boven ontwikkelen. Eén en ander kan tot gevolg hebben dat de kosten van het onderhoud van de openbare ruimte en de gemeentelijke gebouwen in de toekomst hoger zullen worden.
Voor toekomstige eenmalige investeringen in (vervangende) nieuwbouw van (school)gebouwen en binnensportaccommodaties geldt eveneens dat het risico bestaat dat het aanbestedingsresultaat hoger uitvalt, dan in het investeringsplan maatschappelijk vastgoed is opgenomen. Niet alleen de stijging van de energie- en grondstofprijzen, maar ook het gemeentelijk ambitieniveau duurzaamheid drijft de investeringsbedragen op.
Uitvoering infraprojecten in de openbare ruimte
Projecten in de openbare ruimte kunnen soms niet tot uitvoering komen of forse vertraging oplopen door externe factoren. Ook komt het voor dat de vooraf ingeschatte kosten voor dergelijke projecten te laag blijken te zijn en dat kostenstijgingen op bepaalde projecten ertoe leiden dat er meerjarig minder budget overblijft voor andere of nieuwe projecten. Enkele voorbeelden van onzekere factoren zijn:
- afhankelijkheid van de bereidheid en capaciteit van kabel- en leidingbedrijven om hun medewerking vlot te verlenen;
- het verkrijgen van vergunningen van derden (zoals waterschappen);
- inspraak op projecten waardoor deze gewijzigd moeten worden;
- beschikbaarheid van aannemers;
- levertijden en prijzen van materialen en energie;
- het moeilijk kunnen inschakelen van externe deskundige medewerkers die schaarser worden door het aantrekken van de economie;
- het moeilijk kunnen aantrekken of inhuren van gekwalificeerd personeel om projecten te kunnen voorbereiden;
- het op onverwachte plaatsen aantreffen van vervuilde grond waar in een project geen rekening mee gehouden is en waardoor sanering nodig is.
De financiële gevolgen en sturingsmogelijkheden om dit binnen een krediet op te vangen verschillen van project tot project. Binnen het totale buitenruimteprogramma worden fluctuaties in budgetten zo goed mogelijk opgevangen. Zo nodig worden projecten getemporiseerd of worden extra incidentele of structurele middelen aangevraagd.
Civieltechnische kunstwerken
Door heel Nederland staan civieltechnische kunstwerken (bruggen, tunnels, viaducten, duikers en kademuren) die tientallen jaren geleden zijn aangelegd. Kunstwerken hebben over het algemeen een gemiddeld lange levensduur (soms >50 jaar). Budgetten voor vervangingsinvesteringen (vervangen bij einde levensduur of groot onderhoud) is in het huidige Meerjarenprojectenplan openbare buitenruimte niet voorzien, klein dagelijks onderhoud wel. Om het areaal en de technische staat van de kunstwerken in Amstelveen goed in beeld te krijgen is in 2019 en 2020 een uitgebreide technische inspectie uitgevoerd. De inspectieresultaten worden in 2021 geanalyseerd en vertaald naar een Nota Civieltechnische Kunstwerken, met bijbehorend financieel meerjarenperspectief, die eind 2022 of begin 2023 aan de gemeenteraad wordt aangeboden.
Afval Energie Bedrijf (AEB)
De gemeente heeft tot en met 2022 een klantrelatie met het Afval Energie Bedrijf (AEB) in Amsterdam. De gemeente Amsterdam heeft als eigenaar van de installatie besloten deze te verkopen. Samen met de regiogemeenten zijn scenario’s onderzocht hoe we na het aflopen van de overeenkomst met het AEB het restafval kunnen laten verwerken. Het is nog niet duidelijk wat dit voor gevolg heeft voor het verwerkingstarief van het restafval.
Afvalbeheer
De vergoeding voor het inzamelen van PMD is door het Afvalfonds structureel verlaagd omdat per 1 juli 2021 statiegeld wordt geheven op PET-flesjes en per 1 januari 2023 op blikjes. De vergoeding per ingezamelde 1.000 kg PMD per 1 januari 2022 is nog steeds niet vastgesteld. Thuiswerken is ingeburgerd en dus zal naar verwachting de hoeveelheid huishoudelijk (rest)afval hoog blijven.
Stikstofdepositie
Bouwprojecten mogen niet leiden tot een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient aangetoond te worden dat de ontwikkeling niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden. Bij ontwikkelingen dient dit middels een stikstofberekening (met het rekenprogramma AERIUS Calculator) aangetoond te worden. Wanneer de stikstofbijdrage van een plan op een Natura 2000-gebied hoger is dan 0,00 mol/ha/j dan kan het plan niet zondermeer doorgang krijgen. Het verkrijgen van een toestemming van de provincie is door de druk op Natura 2000-gebieden erg lastig.
Voor de kleinere projecten kunnen de AERIUS-berekeningen door de gemeente zelf worden uitgevoerd. Bij complexere projecten en bij de eventuele nadere onderbouwing dient externe expertise ingeschakeld te worden. Op 1 juli 2021 is de wet Stikstofreductie en Natuurverbetering in werking getreden. Onderdeel van deze wet is de vrijstelling voor bouw- sloop en eenmalige aanlegactiviteiten, in het kort de bouwvrijstelling. Dit betekent in het vergunningstraject dat voor het aspect stikstof alleen nog de depositie in de gebruiksfase een rol speelt.
Op 9 juli 2021 is bekend geworden dat voor het berekenen van stikstofneerslag een vaste afstandsgrens van 25 kilometer gaat gelden. Voor emissies door wegverkeer wordt rekening gehouden met stikstofdepositie tot 5 kilometer van de weg. AERIUS Calculator is op 13 januari 2022 aangepast om ervoor te zorgen dat de stikstofneerslag van een bron tot maximaal 25 kilometer wordt berekend. Deze aanpassing kan leiden tot andere (depositie) uitkomsten en kan eventuele consequenties hebben voor een project.
Geluidsnormen Schiphol
In 2020 heeft het Ministerie van BZK de Aanvullingsregeling geluid Omgevingswet ter inzage gelegd. Op basis van deze regeling zou door een nieuwe rekenmethodiek de cumulatie van geluid, waarbij luchtvaartlawaai strenger wordt gerekend dan op basis van bestaande regels, het akoestisch leefklimaat in grote delen van Amstelveen aangemerkt worden als ‘slecht’ of ‘zeer slecht’. Vanuit lokale bestuurders, de Bestuurlijke Regie Schiphol (RS), de VNG, het IPO en Bouwend Nederland is het ministerie gewezen op de mogelijke consequenties van deze regeling. Locaties in de MRA-regio, waar een zeer grote woningbouwopgave ligt, zouden ‘op slot’ worden gezet doordat in planologische procedures niet te onderbouwen is dat er nog sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Er zijn brede impactanalyses gedaan naar de consequenties van de actualisering van de rekenregel voor luchtvaartgeluid bij cumulatie. Hieruit blijkt onder andere dat de categorie ‘slecht’ of ‘zeer slecht’ “echter niet betekent dat er geen woningen kunnen worden gebouwd. Een afweging van alle betrokken belangen en feiten en omstandigheden kan leiden tot de conclusie dat de geluidsituatie toch aanvaardbaar wordt geacht. Daarvoor bestaat niet één gouden onderbouwing, het gaat om de omstandigheden van het geval. Uit de rechtspraak blijkt onder andere dat het vaststellen van beleid kan helpen om een relatief hoge gecumuleerde waarde te aanvaarden. Het is nu aan het kabinet om keuzes te maken naar aanleiding van de impactanalyses.